Kenmerkend voor de ranonkelstruik zijn de groene, roedevormige scheuten die vanuit een nestvormige basis trechtervormig omhooggroeien. Omdat de struik zich uitbreidt door wortelscheuten, maakt ze vaak een wat rommelige indruk. Daartegenover staat dat de ranonkelstruik van mei tot juli weelderig bloeit, soms met een tweede bloei in het najaar. De eigele bloemen zien er tegen de achtergrond van de frisgroene, sterk gezaagde bladeren buitengewoon stralend uit.
De ook in het wild groeiende soort heeft eenvoudige, schaalvormige bloemen met vijf blaadjes, die sterk doen denken aan braambloesem. De 1 tot 1,5 m lange takken sterven in een cyclus van drie jaar geleidelijk af, zodat de struiken regelmatig uitgedund moeten worden om er verzorgd uit te zien.
Het populaire ras Pleniflora heeft daarentegen sterk gevulde bloemen die lijken op ranonkels. Met haar 2 meter wordt ze iets hoger dan de wilde soort, maar wel minder breed.