Aardappelen kwamen in de 16e eeuw van Zuid-Amerika naar Europa. Tegenwoordig zijn ze, naast brood, een belangrijk basisvoedingsmiddel en leverancier van zetmeel. Van oorsprong zijn aardappelen meerjarige planten. Ze zijn niet bestand tegen vorst en worden daarom bij ons eenjarig geteeld.
Talrijke rassen zijn verkrijgbaar. Ze worden onderverdeeld in vroege, middelvroege en late rassen. Vroege rassen kunnen tussen half juni en juli worden gerooid, middelvroege in augustus en late in augustus en september. Als wintervoorraad zijn bijna uitsluitend de late rassen geschikt. De bewaartemperatuur mag niet beneden de 4°C dalen. Alle groene delen van de aardappel, ook de onder invloed van het licht groen geworden knollen, bevatten het giftige solanine. Snij deze delen weg.