Wanneer de druk op de CV-ketel te laag is, moet u de CV-installatie bijvullen met water. U kunt aan het metertje op de CV-ketel zien of de druk goed is. Dit metertje moet zich in het groene gedeelte bevinden (tussen 1,5 en 2 atmosfeer).
Stap 1
Voordat u gaat bijvullen met water moet u de CV-installatie uitzetten. Dit doet u door de stekker uit het stopcontact te halen. Begin pas met bijvullen als de temperatuur in de ketel lager is dan 25°.
Stap 2
De vulkraan op de installatie is meestal zo aangebracht dat deze in de buurt van de waterkraan zit. Is dat niet het geval dan zult u bij het bijvullen hulp nodig hebben van een ander. Tijdens het vullen moet u namelijk zicht hebben op de manometer om de druk te kunnen controleren. De vulslang (meestal bij de installatie geleverd) sluit u met een wartel aan op de waterkraan. Als er geen wartelaansluiting op de kraan zit, moet u de slang met een slangeklem bevestigen. Laat de slang eerst langzaam vollopen met water zodra er water uit het uiteinde van de vulslang komt, sluit u hem af. Door de vulslang eerst vol te laten lopen, voorkomt u dat er te veel lucht in de CV-installatie komt.
Stap 3
De volle waterslang sluit u aan op de vulkraan van de installatie, ook weer met een wartelaansluiting. Draai eerst de waterkraan open en daarna meteen de vulkraan. Zorg er wel voor dat u de ketel geleidelijk vult, anders kan het gebeuren dat de meter niet de juiste stand aanwijst.
Stap 4
Zodra de druk op het vereiste peil is ((tussen 1,5 en 2 atmosfeer op de manometer), draait u de vulkraan weer dicht. Daarna sluit u de waterkraan. Nu kunt u de slang weer verwijderen.
Stap 5
Zet de CV-installatie weer aan door de stekker in het stopcontact te steken. Wanneer u de installatie weer heeft aangezet, moet u nog een keer alle ventielen controleren en eventueel ontluchten.
Gereedschappen
- Water