Waaróm we moeten isoleren is wel duidelijk, maar over de manier waarop dat moet gebeuren, bestaan nog wel wat misverstanden. Het is dan ook een tamelijk ingewikkelde materie. Hoe het beste te isoleren hangt onder meer af van de wijze waarop de warmte die we met ons kostbare aardgas opwekken verdwijnt.
Dat kan op drie verschillende manieren: door convectie, door geleiding en door straling. Bij convectie vormt bewegende lucht het transportmiddel dat de warmte afvoert. Doordat warme lucht lichter is dan koude, zal deze opstijgen; zo ontstaat er bijvoorbeeld bij een radiator een luchtstroom waardoor een deel van de warmte door de ruimte wordt verspreid. Warmtegeleiding vindt plaats zonder stroming: de warmte wordt overgebracht in het stilstaande materiaal zelf. In bijvoorbeeld buitenmuren en ramen wordt de warmte door geleiding naar buiten getransporteerd. Voor warmtestraling is zelfs geen materie nodig. Ieder voorwerp geeft deze onzichtbare infrarode straling af, die door koudere voorwerpen wordt geabsorbeerd. Een cv-radiator geeft zijn warmte behalve door convectie, ook voor een flink deel door straling aan de directe omgeving af. De warmte die het buitenoppervlak van een woning uitstraalt is mede verantwoordelijk voor de warmteverliezen.
Om te beginnen moeten we op kierenjacht: isolatie van uw huis heeft alleen zin als u eerst de tocht (gedwongen convectie) zoveel mogelijk heeft geëlimineerd. Vooral in oudere woningen vormen kieren een belangrijke oorzaak van warmtelekkage. Een kier van 2 mm rond een buitendeur betekent in feite een gat van meer dan 10×10 cm, waardoor voortdurend warmte kan ontsnappen. Bij doe-het-zelfwinkels vindt u een uitgebreid assortiment tocht-strippen en profielen, waarmee u deuren, ramen en brievenbussen effectief kunt afsluiten. Kieren tussen (houten) vloeren en muren, tussen kozijnen en muren en bij de aansluiting van het dak op de buitenmuren kunt u het beste dichten met kit of bouwschuim.
Vreemd genoeg zijn gassen, zoals lucht, prima isolatoren – als ze maar niet kunnen stromen. Zodra dat gebeurt, ontstaat er convectie en verdwijnt het isolerende effect. In de meeste isolatiematerialen wordt lucht gebruikt als isolator, waarbij de stroming wordt verhinderd door vezels of celletjes in het materiaal; u koopt dus letterlijk verpakte lucht. Bij dubbel glas kan convectie niet optreden doordat de ruimte tussen de ruiten te smal is voor zowel een stijgende als een dalende luchtstroom.
Er is een heel gamma van isolatiematerialen verkrijgbaar, met uiteenlopende eigenschappen. De isolatiewaarde van een materiaal van een bepaalde dikte (de R-waarde) staat meestal op de verpakking vermeld. Hoe hoger de R-waarde, hoe beter de isolatie. Dat is precies andersom bij een andere veelgebruikte term, de K-waarde: een hoge K-waarde betekent juist een slechte thermische kwaliteit.
Overigens ontloopt het isolerend vermogen van verschillende populaire isolatiematerialen elkaar niet veel (bij gelijke dikte). Naast de isolatiewaarde zijn ook de brandbaarheid, de vochtbestendigheid, de dampdoorlaatbaarheid en vanzelfsprekend ook de prijs van belang.
Het bekendste isolatiemateriaal, polystyreen hardschuim (tempex, piepschuim), is goedkoop en kan op veel plaatsen worden toegepast; het is echter niet dampdoorlatend, niet goed bestand tegen vocht en niet brandwerend. Veel brandveiliger zijn steen- en glaswoldekens. De dekens zijn vaak voorzien van een aluminium dampremmende laag en soms van flenzen (versterkte randen), waardoor ze gemakkelijk tegen een balklaag gespijkerd of geniet kunnen worden.
Daarnaast bestaan er nog allerlei speciale producten, zoals radiatorfolie (aluminiumfolie op een dun laagje isolerend schuim) die dient om de warmtestraling te reflecteren die radiatoren naar de muur uitzenden, en die anders door de muur naar buiten zou worden geleid. Enigszins vergelijkbaar hiermee is noppenfolie, dat door de met lucht gevulde noppen isolerend werkt, en door het aluminiumlaagje warmtestraling reflecteert. Het wordt gebruikt op plaatsen waar niet voldoende ruimte is voor meer volumineuze isolatiematerialen. Noppenfolie werkt optimaal in combinatie met een extra luchtspleet van minimaal 2 cm (aan de niet-reflecterende kant). Bouwschuim of pur-schuim (polyurethaanschuim) is verkrijgbaar in spuitbussen en dient om spleten en kieren te sluiten en te isoleren. Het zwelt na het spuiten op tot 2 tot 3 maal het oorspronkelijke volume en hardt (onder invloed van het vocht in de lucht) snel uit.
Daarna kan het gemakkelijk op maat worden gesneden. Buisisolatie bestaat uit cilinders zacht schuimmateriaal, al of niet voorzien van een snelsluiting, die precies op maat zijn gemaakt voor de te isoleren pijp (12-34 mm). Hoewel voor geluidsisolatie vaak vergelijkbare materialen worden gebruikt, zal een goede thermische isolatie zonder meer niet optimaal geschikt zijn om geluid te weren. Zo heeft geluidsisolerend kunststofschuim open cellen, terwijl voor optimale warmte-isolatie gesloten cellen zijn vereist. Ook het gewicht van het isolatiemateriaal speelt een rol; hoe zwaarder het materiaal, hoe beter het geluid isoleert – met name de lage tonen. Welk materiaal u ook gebruikt, zorg dat u nauwkeurig werkt. Spleten en naden werken namelijk als warmtelekken en kunnen veel van het isolerende effect tenietdoen. In de meeste gevallen kunnen ze gemakkelijk gedicht worden met bouw-schuim.
Er bestaat soms verwarring over de plaats waar u de isolatie het best kunt aanbrengen. Muurisolatie aan de buitenzijde wordt ook in Vlaanderen en Nederland meer en meer toegepast. De waterbestendige isolatieplaten kunnen zeer eenvoudig worden gemonteerd en worden aan de buitenkant afgewerkt met een weerbestendige stuc-laag. Hebt u de keuze tussen buitenisolatie, het isoleren van de spouw en het aanbrengen van binnenisolatie, dan dient u zich af te vragen of de betrokken ruimte vaak gebruikt wordt en dus continu moet worden verwarmd, óf dat er slechts af en toe gestookt hoeft te worden. In het eerste geval bent u beter af met buiten- of spouwisolatie, terwijl u in het tweede geval beter binnenisolatie kunt toepassen. Bij buiten- en spouwisolatie wordt de muur immers meeverwarmd; hij werkt dan als een buffer die het binnenklimaat stabiel houdt. Bij binnenisolatie hoeft er veel minder massa te worden opgewarmd, zodat de ruimte sneller warm is.
Ook de vochthuishouding speelt een belangrijke rol bij de keuze van de soort en plaats van isolatiematerialen. In het algemeen mogen houten constructies (zoals daken en vloeren) nooit tussen twee niet-dampdoorlatende lagen worden opgesloten. Een plat dak moet dan ook bij voorkeur aan de bovenzijde, óp de bestaande dakbedekking, worden geïsoleerd. Dat is echter een kostbare zaak, omdat er dan ook een nieuwe dakbedekking moet worden gelegd. Wilt u toch aan de onderzijde isoleren, dan zult u dat tegen de balklaag aan moeten doen, zodat er tussen de isolatie en het dakbeschot een luchtruimte open blijft. Deze moet dan goed geventileerd worden, bijvoorbeeld door roosters in de buitenmuur te maken. Voor een pannendak waarvan het dakbeschot uit spaanplaat bestaat of dat bedekt is met kunststoffolie geldt hetzelfde.