De ook bij tuinliefhebbers nog niet zo bekende photinia’s zijn thuis in Zuid- en Oost-Azië. Deze prachtige struiken hebben glanzende bladeren en kleine witte bloemen, waaruit zich bij de zuivere soorten minuscule, appelvormige vruchten ontwikkelen.

  • Photinia villosa is de enige bladverliezende soort. De planten zijn sterk en komen in de tuin het meest voor. Ze groeien rechtop met licht overhangende toppen. Met toenemende leeftijd kunnen ze vrij breed worden. De donkergroene, leerachtige bladeren verkleuren in het najaar opvallend oranje of scharlakenrood. De witte bloemen verschijnen in juni in tot 5 cm grote bloeiwijzen. Vanaf oktober ontwikkelen zich scharlakenrode vruchten, die een doorsnee van 1 cm bereiken en tot in de winter aan de planten blijven zitten.
  • Photinia glahra is altijd groen en gevoeliger dan P.villosa. Deze soort kan 3 m hoog worden. De glanzende, frisgroene, elliptische bladeren zijn bij het uitlopen rood. De witte bloemen verschijnen in mei en juni in tot 10 cm brede bloeiwijzen. Na de bloei ontstaan de kleine, bolvormige, zwarte, 5 mm grote vruchten.
  • Photinia serratifolia heeft glanzende, altijdgroene, smalle bladeren en bereikt een hoogte van ruim 5 m. De brede, witte bloemen zitten in tot 18 cm brede bloeiwijzen bij elkaar. De rode vruchten die na de bloei verschijnen, hebben een doorsnee van ongeveer 6 mm.
  • Photinia x fraseri is een altijdgroen kruisingsproduct uit de beide eerder genoemde soorten. De witte bloemen verschijnen in tot 12 cm brede bloeiwijzen. ‘Red Robin’ heeft stralend rode jonge bladeren die pas na verloop van tijd groen worden. De struiken kunnen een hoogte bereiken van 3 m. De bladeren van de wat lagere ‘Robusta’ zijn bij het uitlopen koperrood.