De amandelboom (Prunus dulcis) wordt zowel voor zijn bekoorlijke bloemen als voor de smakelijke pitten gekweekt. Veel rassen zijn niet zelf bestuivend en hebben een stuifmeeldonor in de nabijheid nodig. In boomkwekerijen krijgt u doorgaans beproefde regionale rassen. U kunt de amandelboom als sierboom (tot 3 m hoog) en als hoogstam (tot 8 m hoog) kopen.

Kies de standplaats met de nodige zorg. Deze moet zonnig zijn, maar vooral beschut tegen late vorst. In de winter zijn de bomen weliswaar bestand tegen temperaturen tot -20°C, maar de vaak al in maart verschijnende bloemen en de kleine vruchten verdragen geen vorst. De grond moet voedselrijk en doorlatend zijn. Droogte maakt amandelbomen niets uit, ze hebben een zeer geringe behoefte aan water.

Licht snoeien is goed voor amandelbomen. Dun oudere bomen regelmatig uit en verwijder overtollige scheuten. Amandelbomen beginnen pas na drie tot vier jaar vruchten te dragen en ze kunnen met de juiste verzorging tot 50 jaar oud worden.