Losse trapleuning vast zetten, een trapleuning die in de muur verankerd is, wil na verloop van jaren nogal eens neiging tot los raken vertonen. Geen wonder, want hij heeft ongemerkt heel wat te verduren. Bovendien is die verankering niet in alle gevallen zo bijzonder sterk gemaakt. Er kunnen zich twee mankementen voordoen:
- De verankering van de leuninghouder in de muur is losgeraakt
- De bevestiging van de leuning aan de leuninghouder is los.
Wanneer dit laatste het geval is, kan het euvel gauw verholpen zijn: de schroeven vaster indraaien of nieuwe schroeven inbrengen.
Slechte verankering in de muur
Als de leuninghouders zelf los zitten, is het raadzaam voor de veiligheid (zelfs de geringste beweging van leuninghouders) afdoende maatregelen te nemen. De trapleuning wordt nl. gewoonlijk veel zwaarder belast dan men zich gewoonlijk realiseert. Kinderen plegen die leuning als ‘ophijsapparaat’ te gebruiken, bejaarden hebben hem als werkelijke steun nodig. En zo’n leuning hoeft niet eens helemaal van de wand los te komen om toch tot een ongeluk aanleiding te geven. Een schrikreactie kan al tot een valpartij leiden.
Zitten de leuninghouders niet voor honderd procent vast, verwijder dan het leuningprofiel van de houders en draai vervolgens de schroeven waarmee ze in de muur verankerd zijn helemaal uit. Ga na of de pluggen in de muur nog in goede staat zijn. Mankeert daar iets aan, trek of boor ze dan uit. Maak zo nodig het gat iets dieper, met een boor van ook wat grotere diameter en breng nieuwe, iets grotere pluggen aan. Vervang vervolgens de schroeven waarmee de leuninghouders bevestigd worden door exemplaren van een wat groter (met de nieuwe pluggen overeenkomend) formaat.
In veel oudere huizen zitten de leuninghouders nog met zgn. spieën verankerd (stalen pinnen die domweg in de muur geslagen zijn en één geheel vormen met de eigenlijke leuninghouder). Ze zijn vaak levensgevaarlijk. Als ze eenmaal los raken is zelfs de best bedoelde reparatiepoging slechts een twijfelachtige zaak. Geheel of gedeeltelijk uittrekken en het gat in de muur opvullen met een reparatie-mortel wil wel eens helpen, maar een garantie voor blijvende veiligheid zit er niet in! Ga in zulke gevallen daarom maar liever doortastend te werk: verwijder het leuningprofiel van de houders en trek de houders uit de muur. Krab de gaten schoon (alle gruis eruit) en vul ze met specie of reparatiemortel.
Breng, in dezelfde lijn, nieuwe leuninghouders aan, telkens ca. 5 cm naast de tevoren gevulde oude gaten. Teken de plaatsen voor de vereiste schroefgaten nauwkeurig af, boor de gaten, plaats er nylon pluggen in en schroef de nieuwe leuninghouders vast. Vul de oude schroefgaatjes in het leuningprofiel met kneedbaar hout, leg het op de nieuwe houders, prik met een priem de gaatjes voor de bevestigingsschroeven voor en bevestig de leuning op de houders.
Is de muur, zoals in oude huizen vaak het geval is, te zacht om er deugdelijke bevestigingen met pluggen en schroeven in te maken, neem dan uw toevlucht tot een ‘paardenmiddel’. Boor overal waar een schroef ter bevestiging van de leuninghouders aangebracht moet worden, een gat met een diameter van 10 mm. Maak die gaten volkomen stofvrij (liefst met de stofzuiger) en vul ze met rondhout (of deuvels) van dezelfde diameter, na deze eerst in tweecomponentenlijm te hebben gedoopt. Die ronde stokjes moeten klemvast passen. Veeg uitpuilende lijm meteen weg. Laat de lijm drogen en steek of schuur de eventueel buiten de muur stekende delen van rondhout of pluggen gelijk. Die vulling fungeert nu als plug. Boor daarin een gaatje voor, waarin de schroef van de leuninghouder wordt bevestigd.