Metselen is het in een verband op en naast elkaar plaatsen van stenen met tussenvoeging van een laag specie die als verbinding van die stenen dient. De wijze waarop de stenen onderling gerangschikt worden, heet het verband of metselverband. De met hun verband legt. De Engelse term hiervoor drukt uitstekend uit wat de handeling van metselen feitelijk behelst: setter of layer (letterlijk zetter, legger).

Metselen

Het werk van de metselaar is een van de weinige beroepen die ook nu nog als handwerk bestempeld kunnen worden. De stenen worden één voor één in positie gelegd, en de enige motor die tegenwoordig de handkracht vervangt is de cementmolen waarin de specie wordt gemengd. Strikt genomen is vanwege de huidige sterke metselspecies op basis van cement een metselverband niet per se nodig, maar het in verband metselen blijft toch noodzakelijk om aan de muren tijdens het verhardingsproces van de specie de nodige stabiliteit te geven. Pas wanneer dit verhardingsproces is voltooid kan de muur als een monoliet worden beschouwd, wat zoveel wil zeggen dat de muur zich gedraagt alsof hij uit één stuk steen bestaat. Daarbij moet worden bedacht dat de aard van het metselverband in grote mate bijdraagt tot het uiterlijk schoon van het metselwerk.

Terminologie
Om de beschrijvingen te kunnen begrijpen, is het noodzakelijk het vakjargon een beetje te kennen. We zullen hierna de termen die de metselaar gebruikt op een rijtje zetten.

Kunststeen, ofwel de kunstmatig vervaardigde steen, die op zijn beurt is te onderscheiden in vier groepen:

Bakstenen, kalkzandstenen en betonstenen komen elk in verschillende afmetingen en vormen voor. Zo kennen we behalve de gewone ‘volle’ baksteen ook de holle en geperforeerde steen. Maar al hun onderdelen worden op dezelfde wijze benoemd. Zo heet de lange, smalle zijde van de steen strek, en de korte zijde kop. De brede, platte zijde noemt men de platte kant. De dikte van de steen wordt aangeduid met laag.

De uitwendig zichtbare specie laag tussen de stenen noemen we de voegen, de horizontale voegen zijn de lintvoegen, de verticale stootvoegen.

Als in een gemetselde laag alle stenen met hun strek zichtbaar zijn, noemen we zo’n laag een strekse laag. Zijn daarentegen alle stenen met hun kop zichtbaar, dan spreken we van een koppenlaag of patijtse laag.

De afmeting van één kop plus één stootvoeg is de koppenmaat, twee koppen plus één (tussenliggende) stootvoeg komen overeen met een strek.

Als een steen ter wille van het metselverband op een bepaalde maat moet worden gehakt, gebeurt dat binnen de volgende afmetingen:

  • drieklezoor (driekwart steenlengte)
  • halve steen (halve steenlengte)
  • klezoor (kwart steenlengte)
  • klisklezoor (halve steenbreedte)
  • geschifte steen (halve steen-dikte)