Als u wilt werken met beton, is het berekenen van beton (hoeveelheid) de eerste stap. Dit is afhankelijk van drie dingen, het oppervlak, de dikte en de mengverhouding van het beton.

Berekenen van het oppervlak

De hoeveelheid beton nodig om een vloer te leggen is afhankelijk van oppervlak en dikte. Maak uw berekening als volgt:

  • 1. Meet lengte en breedte van een rechthoek of ruit. Meet de straal voor een cirkelvorm en meet basis en hoogte voor een driehoek. Neem diverse omtreks maten voor een onregelmatige figuur.
  • 2. Vermenigvuldig het oppervlak met de gewenste dikte voor het volume.
  • 3. Beslis welk mengsel voldoende sterke beton zal opleveren.
  • 4. Bereken nu de afzonderlijke hoeveelheden cement en grindzand, of zand en grind, die nodig zijn. Grindzand is bruikbaar voor karweitjes die minder dan 1 of 2 m3 vragen. Neem van de betrekkelijk goedkope toeslagen altijd een ruim bemeten hoeveelheid.

Hoeveel beton

Nodig is de inhoud van oppervlak maal dikte. Het beste is alle maten in meters om te zetten, 8 cm dikte is dan 0,08 m en 15 cm wordt 0,15 m. Een strook beton voor een oprit van 18 m lang, 0,60 m breed en 0,08 m dik heeft een inhoud van 18 x 0,60 x 0,08 m = 0,87 m3 beton. Beter is iets dikker dan dunner te werken, reken daarom op tenminste 1 m3.

Voorbeeld: Een vloer is 4,35 x 2,78 x 0,09 m =1,10 m3, neem dan 1,25 m3.

Legt men een strook of vloer op de grond, dan moet de zeer schadelijke vermenging van betonspecie met klei of aarde, of waterverlies in zand, vermeden worden. Daarom moet u de sleuf wat dieper uitgraven en met een laagje van 2 tot 3 cm grof zand gelijktrekken (‘uitvlakken’). Gebruik daarvoor een rij, waarvan de uiteinden om een vloerdikte verminderd zijn. Men ‘kamt’ dan over de bekisting, waarvan de bovenkant op vloerhoogte ligt. Dit zand eventueel nat sproeien of, nog beter, bedekken met watervast kraftpapier of geparaffineerd papier, waarvan de banen of uiteinden elkaar 10 cm overlappen.

Is de grondslag niet vast, dan eventueel wat dieper uitgraven en een laag losse bakstenen, brokken of puin instampen en, na bevochtigen, met slappe cementmortel 1:5 (200 kg cement op 1250 liter zand) ‘inwassen’. Slap slaat niet op de consistentie van de mortel -die ‘lijvig’ moet zijn, maar op het lage cementgehalte (een sterke mortel heeft een hoog cementgehalte).

Aanbevolen mengsels

Naar lokale omstandigheden en wat men in de nabijheid aan toeslag aantreft zult u zand (0,2-5 mm korrels) en grind (5-20 of grover tot 32 mm) gescheiden moeten aankopen. In sommige streken zijn vindplaatsen van bruikbare zand-grind mengsels, die daar voor gewoon betonwerk algemeen worden toegepast. Uw handelaar kan u inlichten.

Hier worden drie voor doe-het-zelf werk geschikte mengsels aanbevolen.

Mengsel A is geschikt voor wat grovere bouwdelen, zoals funderingen, opritten, grote tegels en andere aan zwaardere belasting onderworpen constructies.

  • Mengsel A1 met grindzand: 1 cement op 4,5 delen grindzand (0,2-12 a 20 mm)
  • Mengsel A2 met 2 toeslagen zand en grind tot 20mm; l cement :2,5 zand :4 grind (maatdelen)

Mengsels B, voor paden en dunnere doorsneden dan mengsels a.

  • Mengsel B1 met grindzand; l cement :3,5 grindzand (0,2-12 a 20 mm)
  • Mengsel B2 met 2 toeslagen zand en grind tot 20mm; l cement :2 zand: 3 grind (tot 12 a 20 mm maar niet grover dan 1/5 van dikte)

Mengsel C, voor beloopbare platen en paden van 50 mm of dunner, en als stelmortel voor het leggen van tegels:

  • Mengsel C met grindzand; 1 cement ; 3 grindzand (tot max. 7 mm korrelgrootte).