De sterke geitenbaard is afkomstig uit de bossen en gedijt het best in de halfschaduw. Voor de tuin komen vooral twee soorten in aanmerking.

Aruncus aethusifolius is afkomstig uit Azië en bereikt een hoogte van ongeveer 30 cm. De planten met de kleine, varenachtige bladeren vormen dichte tapijten die in het najaar een bronzen tint aannemen. In mei en juni verschijnen de elegante, crèmewitte bloempluimen. Deze soort gedijt zelfs in rotsspleten.

Aruncus dioicus komt op het hele noordelijk halfrond voor. Deze goed vertakt groeiende vaste plant kan tot 2 m hoog worden. De bladeren zijn dubbelgeveerd, de tot 50 cm lange, fraai vertakte bloempluimen bloeien in juni en juli. Deze soort is tweehuizig. De mannelijke bloeiwijzen zijn zuiverwit en sierlijk de vrouwelijke zijn wat grover en geelachtig. Op een gunstige standplaats kunnen de planten zeer oud worden en zichzelf uitzaaien. Jongere planten kunt u door deling vermeerderen, later zijn de wortels te hard.

Twee rassen zijn bijzonder aan te bevelen. A. aethusifolius ‘Kneiffii’ heeft sierlijke bladeren en tere, overhangende scheuten. A. sinensis ‘Zwei-weltenkind, groeit compacter en heeft diep ingesneden bladeren die bij het uitlopen bruinachtig zijn. Helaas is dit ras moeilijk verkrijgbaar.