Metselen, het uitzetten en stelen van metselwerk en profielen, om ervoor te zorgen dat het metselwerk zuiver te lood komt te staan, en bij hoeken, raam- en deurkozijnen precies aansluit, moeten er eerst profielen worden gezet. Op deze profielen wordt ook de lagenmaat afgetekend, terwijl het metselen langs de draad alleen kan plaatsvinden wanneer tussen de profielen een metseldraad is gespannen. Hoe vinden we de lagenmaat die op de profielen wordt afgeschreven?

Metselen, het uitzetten en stelen van metselwerk en profielen

Lagenmaat en koppenmaat

Niet alle stenen zijn even dik. Anders gezegd: binnen een partij stenen kunnen de afmetingen van de koppen en strekken onderling een afwijking vertonen. Daarom moet een gemiddelde steendikte en steenlengte worden vastgesteld.

De lagenmaat, ofwel de hoogte van een steen plus voeg, kunt u bepalen door 10 stenen op hun kant tegen elkaar te leggen en deze op te meten. Bij de verkregen totaallengte worden de lint-voegdikten (6-8 mm) opgeteld en het geheel weer door 10 gedeeld. Het verkregen getal is de gemiddelde steendikte plus voeg en dus de lagenmaat. Deze lagenmaten schrijft u af op een lat van ongeveer 125 cm lang, de lagenlat, zodat u altijd de lagenmaat bij de hand hebt. De afgeschreven potloodlijnen zaagt u verdiept in met een fijngetande zaag, want tijdens het gebruik zullen potloodlijnen steeds moeilijker zichtbaar worden. Met de lagenlat wordt de lagenverdeling op het profiel afgeschreven. De koppenmaat kan bepaald worden door 10 stenen als een patijtse laag, dus op hun platte kant tegen elkaar te leggen en daarbij de stootvoegen op te tellen. Deel het verkregen getal weer door 10 en u hebt de gemiddelde koppenmaat. Zet deze maten uit op een koppenlat. Bij het bepalen van de koppenmaat kan zich iets voordoen wat niet over het hoofd gezien mag worden: op de hoek van een muur wordt altijd begonnen met een kop zónder stootvoeg. Dat betekent dat een muur van 20 koppen 19 stootvoegen telt. Om dus de totale lengte van een muur te bepalen, nemen we 20 koppen plus voegen en trekken daar één stootvoeg af. Verder is het mogelijk dat in de te gebruiken partij stenen twee koppen plus één stootvoeg niet gelijk zijn aan een strek. Als stootvoeg-breedte is 7 a 8 mm gebruikelijk.

Profielen

Profielen zijn zuiver rechtgeschaafde balken met een doorsnee van ongeveer 10 x 10 cm en een lengte van om en nabij 250 cm, maar zijn er tegenwoordig ook van aluminium. Op elke hoek van het metselwerk, maar ook bij een kruising, insprong of inkassing, wordt een profiel ‘gesteld’. De onderzijde kan op verschillende manieren worden vastgezet, afhankelijk van de situatie en de aard van de ondergrond. Soms is het noodzakelijk het profiel op een dwarshout te bevestigen en met een piket in de grond te verankeren. In een ander geval zal het profiel op een houten of betonnen ondergrond staan en met spijkers moeten worden vastgezet. Hoe dan ook, de onderkant moet stevig zijn bevestigd.

Als het profiel op de juiste plaats staat en vanonder met een steekspijker is gefixeerd, wordt het met een waterpas zuiver te lood gesteld en met twee zwiepingen aan in de grond geslagen piketten vastgespijkerd. De zwiepingen kunnen uiteraard ook aan een ander object worden vastgezet, maar dat moet dan wel een onwrikbaar object zijn.

Het ‘te lood’ zetten van de profielen gaat het best met twee personen. De één houdt het profiel en de daartegen geplaatste waterpas vast, de ander spijkert op afroep de zwieping aan de piket vast. Aan één uiteinde is de zwieping al hetzij aan de piket, hetzij aan het profiel vastgespijkerd. De persoon die het profiel vasthoudt, kan met de commando’s ‘halen’ en ‘brengen’ de ander opdracht geven de zwieping iets van zich af of juist naar zich toe te halen, met welke handelingen de zwieping de stand van het profiel wijzigt. Wanneer het profiel zuiver te lood staat, geeft de eerste persoon de opdracht ‘maken’. De tweede persoon spijkert dan de zwieping vast. Staan alle benodigde profielen gesteld, dan wordt er op een willekeurige hoogte een waterpaslijn op afgeschreven. Alle profielen dragen dus markeringen die ten opzichte van elkaar waterpas liggen. Bij deze waterpasmarkeringen zet u een teken, bijvoorbeeld een kruisje of de letters W(ater)P(as), zodat u het marke-ringsteken niet kunt aanzien voor een lagenmaatstreepje. Vanuit die markeringen kunnen nu met de lagenlat de lagenmaten op de profielen worden afgeschreven. Ook de lagenlat krijgt een corresponderende waterpasmarkering, zodat u steeds precies weet waar hij moet worden aangelegd bij het overnemen van de lagenmaat op de profielen. De waterpasmarkeringen kunnen van de bouwplanken worden overgenomen.

Metseldraad spannen

Een metseldraad moet strak gespannen tussen twee profielen worden bevestigd. Zou de draad slap hangen, dan gaat dat ten koste van zuiver werk. De draad loopt op de profielen zuiver over het daarop getekende marke-ringsstreepje van de lagenmaat. Let er bij aanvang van de eerste laag wel op dat de draad over de profiel markeringsstreepjes is gespannen die ten opzichte van elkaar waterpas liggen.