Alles over lijmen en lijmverbindingen. Hoe lang lijmverbindingen houden is niet alleen afhankelijk van de gebruikte lijmsoort, maar ook van de latere belasting, ofwel van de soort kracht die op een verlijmd oppervlak wordt uitgeoefend. Ook de afmetingen van het lijmoppervlak beïnvloeden de stevigheid. In onze voorbeelden ziet u hoe u de stevigheid wezenlijk kunt verbeteren door de grootte en de positie van het te lijmen oppervlak aan te passen.
Bij een smal lijmoppervlak (afbeelding 1) is het gevaar voor breuk in het algemeen het grootst. In de trekrichting (1) houdt de verlijming nog het beste, omdat hierbij de kracht op het gehele oppervlak werkt, ook al is dat klein. Zodra echter een hefboomkracht (2) op het lijmoppervlak werkt, wordt deze plek eenzijdig belast en kan dan gemakkelijk breken.
Als men (zoals in tekening 2 afgebeeld) het lijmoppervlak door afschuinen vergroot, verdeelt de hechtkracht zich over dit grotere oppervlak en de lijmplek breek niet zo gauw. Bij een afgebroken bezemsteel is het afschuinen een hele geschikte methode. De wetten van de natuurkunde vertellen ons dat de lijmverbinding des te steviger wordt naarmate de lijmvlakken meer zijn afgeschuind.
In bijzondere gevallen (tekening 3) ligt het lijmoppervlak parallel aan de trekrichting (1). Hier spreekt men van ‘schuifbelasting’. De krachten die de twee verlijmde delen van elkaar willen trekken, verdelen zich over het gehele oppervlak, zodat het lijmvlak veel weerstandsvermogen krijgt. Als u twee delen niet met de smalle zijden, maar met de grootste oppervlakken aan elkaar lijmt, ontstaat een duurzame, stevige lijmverbinding. Ook in trekrichting (2) wordt de trekkracht over het gehele oppervlak verdeeld. Deze verbinding is door afschuinen (zie tekening 2) nog steviger te maken, aangezien de lijmoppervlakken dan nog groter worden.
Voorwaarde voor een stevige lijmverbinding is dat het oppervlak tussen het materiaal en de lijm zo groot mogelijk is. Vuil, stof of vet vermindert het vermogen van de lijm om zich met het materiaal te verbinden en daar te hechten. Daarom moeten de te lijmen oppervlakken altijd goed schoongemaakt worden.
Het vermogen van de lijm om zich met het werkstuk te verbinden (adhesie), kan men duidelijk verbeteren door het oppervlak op te ruwen (tekening 4). Het oppervlak is – door een microscoop gezien – na het opschuren duidelijk groter geworden, en de lijm kan een betere verbinding met het materiaal aangaan. Bij gladde oppervlakken heeft men in principe drie aparte, los van elkaar liggende’, lagen – de beide gladde onderdelen en een lijmlaag ertussen. Bij ruwe oppervlakken daarentegen krijgt de lijm met de ondergrond een Vertanding’. Bij lijm voor kunststof is het vaak zo dat de lijm het oppervlak een beetje oplost, zodat lijm en ondergrond beter met elkaar verbonden worden.
Lijmoppervlakken hebben ten slotte nog meer te verduren, als er een hefboom op werkt (tekening 5). De werking van een hefboom kun je het beste zien bij een deurkruk. Hoe meer je deze aan het uiteinde beetpakt, hoe makkelijker je de kruk omlaag kan drukken, ofwel: hoe langer de hefboom hoe meer kracht je ermee kan uitoefenen. Dezelfde wet geldt natuurlijk ook voor lijmverbindingen. Een lange hefboom oefent meer kracht op een lijmoppervlak uit, zodat de verlijmde hechting minder stevig wordt, precies zoals een klein lijmoppervlak minder stevig is. Zorg er daarom voor dat de hefboomwerking zo klein mogelijk is (tekening 6). Aan de hand van een bezemsteel kun je zien wat er gedaan moet worden. De steel wordt niet voor niets in een voorgeboord gat vastgelijmd. Op deze manier zal de bezemsteel (of een ander loodrecht vastgelijmd voorwerp) eerder afbreken dan dat de lijmverbinding los laat.