De meeste klussers die werken met pluggen gebruiken vaak standaard pluggen, deze zijn universeel inzetbaar, bijvoorbeeld in beton of metselwerk, holle bakstenen, cellenbeton en in beperkte mate zelfs in gipsplaat. Een plug houdt echter alleen goed als boorgat, plug en schroef op elkaar afgestemd zijn. Meestal neemt men een even grote diameter voor de plug en voor het boorgat.

Let erop dat u bij het boren geen elektriciteits-, water- of gasleidingen beschadigt. Ga eventueel met een leidingzoeker na hoe de leidingen lopen.

Om gemakkelijker in harde – massieve – materialen een gat te maken, moet u de slagboormachine op ‘slag’ zetten. Kies een laag toerental zodat de boor niet te heet wordt.

Met behulp van de diepteaanslag (afstandhouder) kunt u de benodigde diepte van het boorgat instellen. Als vuistregel geldt: boorgatdiepte = lengte van de plug + plugdiameter. Dat betekent dat het boorgat iets dieper moet zijn dan de plug zodat de schroef er geheel kan worden ingedraaid.

Boor altijd recht in de muur. Alleen dan krijgt de plug de goede houvast en kan hij volledig belast worden. Als u geen stofzuiger bij de hand heeft u om het steengruis op te zuigen, plak je eenvoudig een enveloppe met een stukje plakband vast op de muur onder het gat in spe.

Een tip: boorhamers zijn zo krachtig dat ze ook in harde materialen bijna als vanzelf ‘trekken’. De boorpunt glijdt op gladde vlakken niet zo snel weg, als u de boorplek met een stukje plakband beplakt.

Druk de plug geheel in het plafond Voor muren geldt: verwijder altijd het stof uit het boorgat, zodat de plug goede houvast heeft.

Heeft u een plug en weet u niet welke schroef u moet nemen? De schroef moet een 1-2 mm kleinere diameter hebben en ongeveer een schroefdiameter langer zijn dan de plug (plus nog de dikte van het vast te schroeven materiaal natuurlijk).

Tip: Als u gaten in heel zacht materiaal boort, geeft een boorgat dat 1 mm kleiner is dan de diameter van de plug de beste stevigheid.