Veel van de filipendula soorten werden vroeger tot het plantengeslacht Spiraea gerekend. De planten komen in de natuur voor op vochtige weilanden, sommige zijn ook bij ons inheems. De krachtige bladeren zijn geveerd of gelobd. De crèmewitte, roze of rode bloemen verschijnen in grote pluimen en verspreiden een zachte geur.
Filipendula kamtschatica kan een hoogte en breedte van 2-2,5 m bereiken. De grote bloempluimen bloeien in juli en augustus.
Filipendula rubra wordt 1-1,8 m hoog en bloeit in juni en juli. De roze tot rode bloemen geuren sterk. Het ras ‘Venusta’ heeft bijzonder grote karmijnroze tot rode bloemen. ‘Venusta Alba’ is vrijwel identiek, maar de bloempluimen zijn wit.
Filipendula purpurea bloeit in juni donkerroze tot karmijnrood en wordt 80 tot 100 cm hoog. Het is een uitstekende oeverplant. Veelgevraagde rassen zijn ‘Elegans’ en ‘Alba’ met witte bloemen.
Filipendula palmata heeft zachtroze bloemen van juni tot augustus. Ze verschijnen op 30-100 cm hoge stengels. Bijzonder populair is de rijkbloeiende, roze ‘Nana’, die slechts 30-50 cm hoog wordt.
Filipendula ulmaria ook wel moerasspirea genoemd bloeit crèmekleurig van juli tot september en bereikt een hoogte van 50-200 cm. Zeer aan te bevelen is het ras ‘Plena’ met dichtgevulde bloemen. Kenmerkend voor ‘Aurea’ zijn de gele bladtekeningen.
Filipendula vulgaris wordt ook wel knolspiraea genoemd en blijft met 30 tot 60 cm hoogte aanmerkelijk kleiner dan de andere soorten. Deze soort stelt prijs op een zonnige en wat droge standplaats. De planten hebben knolvormige wortelstokken en varenachtige bladeren, aan de grond beginnend in rozetvorm. Ze bloeien in juni en juli roomwit. Goede rassen zijn ‘Plena’ en ‘Rosea’.