De ware kunst van het houtbewerken begint bij het schaven. Maar dat is in het begin beslist niet zo eenvoudig als het lijkt, de juiste techniek en wat ‘fingerspitzengefühl’ zijn nodig om goed met een schaaf te kunnen werken. Eén van de meest voorkomende fouten van de beginnende schaver is, dat hij de schaafbeitel te diep zet. Vaak zelfs zo diep dat de schaaf meer begint te lijken op een ploeg.
Hoewel er volop afgewerkt of geschaafd hout verkrijgbaar is, moet de echte doe-het-zelver toch minstens één handschaaf goed leren gebruiken: dat is nodig voor het maken van houtverbindingen en voor het afwerken van oppervlakken. Door hout te verwijderen met een schaaf zal de beginner meer inzicht krijgen in het karakter van het hout waar hij mee werkt.
Stukje gescheidenis
De schaaf is ontstaan uit de steekbeitel. Al vele eeuwen geleden kwamen houtbewerkers op het idee een beitel in een schuine stand in een houten blok te klemmen, om daarmee het materiaal gelijkmatiger te kunnen afsteken en glad te kunnen maken. In de loop der tijden is de schaaf steeds verbeterd. Toch is in de moderne stalen schaaf nog altijd het oerprincipe terug te vinden. Het dient om hout op maat te maken, te vlakken en haaks te maken en om het een gladde afwerking te geven.
Soorten schaven
Alle handschaven kunnen worden onderverdeeld in houten en stalen schaven. Een houten schaaf van goede kwaliteit is gemaakt van gestoomd beukenhout, de duurdere soorten hebben een ‘zool’ van het extra harde steenbeuken. De stalen schaaf, al ruim een eeuw oud, heeft ondanks zijn hogere prijs de houten schaaf voor een flink deel verdrongen. Dit is vooral te danken aan het feit dat een stalen schaaf gemakkelijker ingesteld kan worden. Hij is ook niet gevoelig voor vervorming van de zool. Die zool kan vlak of geribd zijn. De geribde uitvoering werkt beter op enigszins vettig of vochtig hout. De schaaf loopt dankzij de ribbels soepeler op dergelijke lastige oppervlakken.
Wat hun formaat betreft onderscheiden we in beide typen blokschaven (25 cm lang), voorlopers (35 cm) en rijschaven (vanaf 45 cm). De blokschaaf wordt het meest gebruikt, zowel voor ruw als grof schaafwerk. De langere schaven dienen voor het vlakschaven van bredere oppervlakken. Behalve genoemde typen bestaan er nog diverse speciale schaven, voor het maken van sponningen en groeven, voor het schaven van gebogen oppervlakken, het maken van profielen enzovoorts.
Aan een blokschaaf heeft de gemiddelde doe-het-zelver echter meestal genoeg. Dit artikel beperkt zich dan ook tot de stalen blokschaaf. Wat daarover gezegd wordt, geldt overigens ook voor de voorloper en de rijschaaf.
De stalen blokschaaf in onderdelen
- De onderkant wordt de zool genoemd, en vormt de basis van de schaaf.
- Voorop de zool zit de knop, hiermee duwt u de schaaf op het hout.
- Met handvat achter de zool bedient u de schaaf voorwaarts.
- In het midden van de schaaf bevindt zich de kikker met daarboven de schaafbeitel de keerbeitel en de dekbeitel. De kikker kan en beetje naar voren en naar achteren gesteld worden. Hiermee verander je de bek opening. Onder de kikker zit een stelwieltje, daarmee kan je de schaafbeitel omhoog en omlaag bewegen en de dikte van de krul bepalen. Ook steekt er een hefboompje boven de beitel uit (richthefboom), waarmee je de beitel zuiver evenwijdig aan de zool kunt stellen door deze naar links of rechts te bewegen al naar gelang de behoefte.
- De schaafbeitel is het belangrijkste onderdeel van de schaaf. Hij is geslepen onder een hoek van 30 graden. Regelmatig wetten en slijpen is nodig om de schaaf zijn werk goed te laten doen. Bij het slijpen moet ervoor gezorgd worden dat de snede precies haaks blijft.
- Op de schaafbeitel is met een schroef de keerbeitel bevestigd. Aan de onderkant is deze enigszins welvend, zodat hij de houtspanen omhoogt stuwt en vlot afvoert. Een lange krul die in spiraalvorm uit de bek omhoog komt, is het kenmerk van goed schaafwerk. Wil dit niet lukken, dan is wellicht de keerbeitel niet goed afgesteld. De onderkant daarvan dient op een afstand van 1 a 1,5 mm vanaf de snede van de schaafbeitel te staan.
- De dekbeitel zorgt ervoor dat beide beitels vastgeklemd worden op de kikker.
Stalen schaaf instellen
Controleer eerst of de keerbeitel goed op de schaafbeitel is ingesteld. Het vastklemmen van de beitel gebeurt bij de stalen schaaf met een dekbeitel. Die is aan de bovenkant voorzien van een klem die schaafbeitel en keerbeitel vast op het beitelbed spant. De gewenste diepte stelt u eerst bij benadering in. Daarna kunt u met de instelschroef aan de achterkant heel nauwkeurig iets dieper of minder diep instellen, door respectievelijk naar rechts of links te draaien. Dit gaat dus heel wat gemakkelijker en nauwkeuriger dan bij de houten schaaf.
Ook het haaks stellen van de beitel ten opzichte van de zool is heel eenvoudig, door de richthefboom enigszins naar rechts of links te verschuiven. Sommige stalen schaven zijn verder nog uitgerust met een kikkerstelschroef, waarmee de bekopening tusen beitelsnede en voorzijde van de zool smaller of breder gemaakt kan worden. Een kleine opening wordt gebruikt voor zacht hout, een wat bredere voor hard en ‘lastig’ hout.
Bereid schaafwerk goed voor
Het beste schaafwerk wordt bereikt op droog, schoon en vetvrij hout. Controleer het materiaal altijd eerst op eventuele harsplekken. Verwijder die met een schraper en/of een in thinner gedrenkt doekje.
Verfresten en vooral spijkers zijn beruchte vernielers van de beitelsnede. Neem oud (sloop-)hout dus duchtig onderhanden voordat u de schaaf erop zet. De schaaf heeft nog méér vijanden: harde noesten (‘kwasten’) in het hout. Daarop kan de beitel lelijk stoten, snel bot worden en ze maken het soepel werken in lange streken vaak onmogelijk. Wanneer dit probleem zich voordoet, steek dan de noest(en) met een steekbeitel diep weg. Zit zo’n noest los, peuter hem er dan liever meteen helemaal uit. Het gat kunt u later opvullen met kneedbaar hout.
Zet het te schaven materiaal stevig vast. Dit gaat het gemakkelijkst op een timmermanswerkbank met bankschroef. Voor materiaal van beperkte breedte is ook de Workmate een uitstekend klemgereedschap. Een stevige tafel, waarop u het materiaal met lijmtangen vastzet, is een andere mogelijkheid.
Bekijk het hout eerst op zijn nerfrichting. Vaak lopen de vezels (de ‘draad’) enigszins schuin naar het oppervlak. Leg het dan zo dat u in de richting van de opwaarts lopende nerf schaaft. U merkt trouwens meestal vanzelf of het hout in de verkeerde richting geschaafd wordt, omdat de beitel dan gaat ‘happen’.
Met de hand schaven kan een inspannend karwei zijn. Vermijd echter onnodige vermoeidheid. Die wordt meestal veroorzaakt door een verkeerde werkhoogte en die is uiteraard voor iedereen verschillend, afhankelijk van de lichaamslengte van de schaver. Het blad van de werkbank of -tafel moet op een zodanige hoogte staan dat uw polsen (als u rechtop staat, de armen langs het lichaam) gelijk vallen met het oppervlak van het te schaven materiaal. U hoeft dan niet in een gekromde stand, of op uw tenen staand, te werken.
Schaven doet u met het hele lichaam
Uw lichaamsgewicht speelt een belangrijke rol bij uw schaaftechniek. Om uw gewicht goed te gebruiken is uw houding belangrijk. Ga met uw heupen en schouders evenwijdig aan de schaafrichting stevig staan, met uw voeten een eindje uit elkaar. Druk bij het begin van elke schaaf gang vooral op de voorste handgreep. Oefen in het midden evenveel druk uit op beide handgrepen en druk aan het eind van de plank vooral op de achterste handgreep. Bij het schaven van lange werkstukken zult u moeten ‘meelopen’. Probeer dit zo te doen dat u de juiste houding behouwd.
Onderhoud en slijpen
De schaafbeitel is één van de kwetsbaarste snijapparaten in de werkplaats. Vandaar dat een schaaf ook niet weggezet, maar weggelegd wordt. Het verschil hiertussen is, dat men hem bij een onderbreking van het schaafwerk op zijn kant legt. Na het werk wordt de schaafbeitel teruggeschoven en vastgezet. En ook dan wordt hij nog vroeg genoeg stomp!
Als u de schaafbeitel wilt slijpen voorzie dan een oliesteen van een laagje dunne olie en laat daar de vouw (schuine kant) van de beitel op rusten. Beweeg het blad naar voren en achteren onder een constante hoek van 35 graden. Er zijn slijpmallen verkrijgbaar waarmee de hoek precies is in te stellen, maar de meeste houtbewerkers leren het al gauw goed met de hand te doen. Leg de achterkant van de beitel vlak op de oliesteen en schuur voorzichtig de braam weg die bij het slijpen is ontstaan. Maak de binnenkant van de schaaf schoon voordat u de beitel terugplaatst, en breng een drupje olie aan op de bewegende delen van het afstelmechaniek. Kijk anders ook eens hier Een beitel slijpen.