Bevestiging van waterleidingen kunt op twee manieren doen: wegwerken in de wand of met beugels op de wand vast zetten. Hoewel beide manieren voor- en nadelen hebben, geven wij de voorkeur aan bevestiging op de wand omdat de leidingen dan gemakkelijk te bereiken zijn als ze gerepareerd moeten worden. Bovendien is er zo minder kans op geluidsoverlast. In sommige gemeenten is het verplicht knelfittingen zichtbaar en (dus) bereikbaar te houden.
De leiding kan met metalen beugels of zadels op de muur bevestigd worden. Ook kunnen kunststof beugels gebruikt worden waarin de leiding gedrukt wordt. Beugels en zadels moeten een diameter hebben die overeenstemt met die van de leiding. De bevestigingen worden op hooguit 1 meter uit elkaar aangebracht en bij haakse bochten op 15 cm aan weerszijden van de bocht.
Houd bij het bevestigen van waterleidingen ook rekening met het volgende:
- Leidingen nooit in ongeïsoleerde buitenwanden aanbrengen in verband met bevriezingsgevaar.
- Horizontale leidingen op afschot aanbrengen, anders kunt u nooit het gehele leidingnet aftappen. 5 mm ‘verval’ per meter leiding is genoeg.
- Een grondleiding buiten, bij voorbeeld door de tuin, moet minstens 80 cm, vorstvrij, onder de grond liggen.
- Alle leidingen moet u spanningsvrij aanleggen om te voorkomen dat lasnaden of koppelingen gaan lekken. Forceer de leidingen dus niet naar een bepaalde richting als u ze vastzet.
Bevestiging van waterleidingen: de voor- en nadelen van bevestiging op en in de muur.