De naam sabel komt van de vroegere cavaleriesabel die, als hij werd afgedankt, door de metselaar in drieën werd gedeeld. Met één zo’n deel, ongeveer 300 mm lang, kapte de metselaar zijn stenen op maat. Tegenwoordig koopt u een sabel van de fabriek als een soort lange beitel met een scherp snijvlak en een versterkte rug. Het is een ca. 30 cm lang stuk staal, aan één kant scherp geslepen, aan de andere kant ca. 5 mm breed. De scherpe kant wordt op de steen gelegd, waarna met de kaphamer een tik op de rugzijde wordt gegeven. Om een steen volkomen vlak af te kappen, worden aan minstens twee zijden van de steen van die ‘tikken’ gegeven, waarna het af te kappen stuk met de gebogen pen van de kaphamer in één klap wordt afgehakt.
In de dagelijkse bouwpraktijk wordt de sabel nog nauwelijks gebruikt; men hakt de stenen direct met de kaphamer of zelfs met de ‘botte’ zijde van de metseltroffel door. Erg precies gaat dit dan ook meestal niet. Voor een serieuze amateur-metselaar is die sabel waardevol.