Sjalotten (Allium ascalonicum) zijn een variëteit van de gewone ui. De planten zijn in een zacht klimaat meerjarig. Bij ons worden sjalotten eenjarig gekweekt, omdat ze niet bestand zijn tegen vorst aan de grond van meer dan -8°C. De buisvormige bladeren zijn dunner en korter dan die van de gewone ui. Ze bereiken een hoogte van 15-25 cm en kunnen als bieslook worden gebruikt. Af en toe verschijnen er ook in ons klimaat 60-100 cm hoge, bieslookachtige bloeiwijzen.Tussen de afzonderlijke bloemen ontstaan vaak broedbollen, die voor de vermeerdering kunnen worden gebruikt, maar ook in de keuken.

De uien van sjalotten zijn klein en doorgaans langwerpig tot eivormig. Na het planten ontstaan uit de moederbollen op een gemeenschappelijke bolbodem, pollen met vier tot twaalf nieuwe bollen. Daarom is het nodig om sjalotten op ruime afstand van elkaar te planten. De smaak van sjalotten is fijn en kruidig en zachter dan die van gewone uien. Ze kunnen rauw of gekookt worden geconsumeerd.

Aan te bevelen rassen zijn ‘Hollandse Gele’ en ‘Santé’, beide met gele schillen. ‘Golden Gourmet’ is koperkleurig, ‘Oud-dorpse Bruine’ is bruin en ‘Red Sun’ rood. Goede zaad sjalotten zijn ‘Atlas’ (platronde bollen) en ‘Creation’.

De teelt van sjalotten is de moeite waard, omdat de bollen eerder kunnen worden geoogst en ook langer bewaarbaar zijn dan gewone uien. In maart/april geplant of gezaaid, kunnen ze in juli/augustus worden geoogst. Voorwaarde is losse grond die geen overtollig water vasthoudt. Graaf in zware grond 5 cm diepe gaten en meng zand door de aarde, zodat de sjalotten beter groeien.