Zure kersen bloeien wat later dan zoete kersen en kunnen ook in streken met een ruw klimaat worden geplant. Ze groeien daarnaast wat minder krachtig en hoeven dan ook maar licht te worden gesnoeid. Veel rassen zijn zelfbestuivend. Voor de niet zelf bestuivende rassen komen zoete kersen en andere morellen in aanmerking als stuifmeeldonor. De vruchten zijn scheurvast en smaken min of meer zurig. Meestal worden ze geweekt, tot sap verwerkt of voor taarten gebruikt.

Echte zure kersen of morellen zijn zeer sappige, aromatisch zure, soms wat wrang smakende vruchten. Er zijn rassen met donkerrode of met gele vruchten.

De zogenoemde Duke cherries of bastaardkersen zijn ontstaan uit kruisingen van morellen met zoete kersen. Ze smaken minder wrang en kunnen ook vers worden gegeten.