De kweepeer of kwee is oorspronkelijk afkomstig uit Azië en werd reeds door de Romeinen gecultiveerd. Kweeperen houden van warmte en gedijen alleen op een beschutte standplaats.

Van nature groeien kweeperen struikvormig. In de boomkwekerij worden ze echter ook eenstammig geteeld of op een onderstam geënt, veelal op meidoorn. De kronen zijn breed en onregelmatig gevormd. De bladeren zijn donkergroen en aan de onderkant viltig behaard. De grote, eindstandige bloemen verschijnen vanaf mei.

Wat de vruchten betreft, wordt er onderscheid gemaakt tussen appel en peervormige kweeperen. De appelvormige zijn doorgaans aromatischer. Alle vruchten zijn zeer hard en hebben een wrange smaak. Ze kunnen alleen gekookt worden gegeten. Kweeperen zijn waarschijnlijk de eerste vruchten waarvan compote, jam, gelei, sap en likeur werd gemaakt. Appeltaart kan door wat schijfjes kweepeer worden verfijnd.

De meeste rassen zijn zelfbestuivend, zodat één boom of struik voldoende is. Maar vaak is de oogst rijker als er nog een ander ras aanwezig is.