Alles over metselspecie, samenstelling, mengen, verwerking, metselspecies bestaan uit mengsels van:een bindmiddel (cement of kalk) ,een verschralingsmiddel(zand), en water. Cement, het grijze poeder in zakken van 25 of 50 kg, is het bindmiddel van cementspecie. Het wordt voor bijna elke metselklus gebruikt, maar nodig is dat niet altijd. Bij het opmetselen van waterdichte buitenmuren gebruiken we bij voorkeur een specie met uitsluitend cement als bindmiddel, maar voor binnenmuren en binnenbladen van spouwmuren kan in de meeste gevallen net zo goed, of zelfs beter, gebruik worden gemaakt van kalkspecie. Kalk is daarbij het bindmiddel en een dergelijke specie kan door zijn elasticiteit veel grotere spanningen opvangen dan de na uitharding keiharde cementspecie.

Cementsoorten

Er zijn verschillende cementsoorten:

  • Portlandcement, gemaakt van mergel, pyrietas en klei.
  • IJzerportlandcement, gemaakt van zeventig procent portlandcement en maximaal dertig procent hoogovenslakken.
  • Hoogovencement, dat eveneens van portlandcement en hoogovencement wordt vervaardigd, zij het in andere verhoudingen.
  • Natuurcement, dat bestaat uit kalk en mergel en op dezelfde wijze wordt gemaakt als portlandcement.
  • Kalkcement wordt gemaakt van gebluste kalk die is gebrand in ovens. Als grondstof wordt kluitkalk van kalksteen of schelpkalk gebruikt, waarbij koolzure kalk ontstaat. Gemengd met zand kan deze kalk worden gebruikt als metselspecie. Het zand bevordert de toetreding van koolzuur en daarmee de hechtheid van de specie.(het woord ‘cement’ werkt hier vaak verwarrend: in kalkcement zit juist géén cement)
  • Mager kalkcement (ook wel hydraulische kalk genoemd) is gemaakt van een mengsel van minder zuivere kalksteen en tras- of tufsteen. Dit cement werd al door de Romeinen gebruikt en is goed bestand tegen vocht.

Er zijn dus drie cementsoorten op basis van cement en twee soorten op basis van kalk. Het hangt van de eisen af welke cement u wilt en kunt gebruiken. Het is aardig te weten dat onze voorouders uitsluitend met kalk als bindmiddel metselden, want cement bestond nog niet. We zijn echter al zó aan de zakken portlandcement gewend geraakt, dat we helemaal zijn vergeten dat je met een pure kalkspecie uitstekend kunt metselen. Bovendien kunnen met kalkspecie gemetselde stenen heel goed worden hergebruikt, want kalk is gemakkelijk van de stenen te verwijderen. Bij stenen met cementspecie gemetseld is dat volstrekt uitgesloten.

Speciekwaliteit beoordelen

Elke steensoort heeft een specie nodig die is aangepast aan de eisen die de te gebruiken steensoort stelt. Maar niet alleen de steensoort, ook de plaats waar het metselwerk staat en de functie die het moet vervullen zijn van belang.

Weersinvloeden, druk- en trekkrachten, temperatuur, ze spelen allemaal een rol. Nu is het niet zo dat de mengverhouding van metselspecies tot op de gram moet worden afgewogen. Wel verdient een schrale mengverhouding in principe de voorkeur. Met andere woorden: een specie waaraan naar verhouding iets minder bindmiddel (cement of kalk) is toegevoegd. Een praktische manier om te beoordelen of de specie naar samenstelling en verwerkbaarheid is aangepast aan het zuig- en aanhechtingsvermogen is de volgende: breng op de platte kant van één steen een specielaag aan en druk daarop een tweede steen. Trek na een minuut de beide stenen recht van elkaar af. De specielaag moet nu over beide steenvlakken zijn verdeeld. Is dat niet het geval, dan kunnen daar twee oorzaken voor zijn:

  • De specie houdt te weinig water vast om een goede aanhechting met de water opzuigende steen tot stand te brengen. Dit kan worden verbeterd door de steen vochtiger te maken of door het kalkgehalte van de specie te verhogen, als de aard van het metselwerk dat tenminste toelaat.
  • De steen heeft een gesloten structuur (is dus hard) en heeft daardoor te weinig zuigend vermogen om het vocht uit de specie op te kunnen nemen. Een mogelijke verbetering is het verlagen van het kalkgehalte.

Specie recepten

De verhouding bindmiddel/zand varieert voor baksteen van 1 volumedeel cement op 2½ volumedeel zand, wanneer sterk en waterdicht metselwerk wordt verlangd, tot 1 volumedeel cement op 3½ deel zand voor normaal werk. Bij een sterke, harde steen hoort ook een sterke specie, dus een specie van 1:3. Maar in de meeste gevallen wordt niet met uitsluitend cement of kalk gewerkt. Voor normale bakstenen gebruikt men dikwijls de specie verhoudingen 1:3½, maar die 3½ kan ook bestaan uit bijvoorbeeld 3 delen cement en een ½ deel kalk. Kalkbestanddelen in de specie verminderen namelijk de opzuiging van het speciewater door het poreuze steenmateriaal en bevorderen de aanhechting. Het zand dient om het krimpen van de specie tegen te gaan, vandaar dat we het een verschralingsmiddel noemen. (Een specie bestaande uit alleen cement en water zou niet alleen buitengewoon snel verharden, maar ook ontoelaatbaar krimpen en scheuren.) Bovendien neemt zand de drukkrachten in de metselconstructies op. Rivierzand is het beste, omdat het zelden verontreinigingen vertoont en de juiste korrel grootte heeft. Veertig procent ruimte tussen de korrels is precies de ruimte die door het bindmiddel (cement of kalk) kan worden opgevuld.

Het mengen van de specie

Metselspecies worden altijd eerst droog aangemaakt. Dat wil zeggen dat eerst de bindmiddelen met het zand goed dooreen moeten worden gewerkt alvorens het water daaraan mag worden toegevoegd. Bij het met de hand mengen maakt u eerst van de juiste hoeveelheid zand een heuveltje, waar bovenop de bindmiddelen worden uitgestort. Met een spade of bats wordt deze droge massa zorgvuldig dooreengewerkt, waarbij u zich cirkelgewijs om het heuveltje beweegt. Als het zand en de bindmiddelen goed zijn gemengd, maakt u van de droge massa opnieuw een heuveltje en voorziet dat van een kuiltje. U hebt dus als het ware een krater in een berg gemaakt. In de ‘krater’ stort u het water en vanaf de voet van de berg schept u steeds wat droge massa in het water. Ook hierbij maakt u steeds omtrekkende bewegingen. Dit alles herhaalt u net zo lang tot u een lijvige, homogene massa hebt verkregen. Direct daarna schept u deze massa in de metselkuip(en) om uitdroging van de specie te voorkomen.

Bij gebruik van een beton– of cementmolen wordt precies dezelfde volgorde aangehouden: eerst het zand in de molen, daarna de bindmiddelen. Pas daarrna wordt de molen in beweging gezet, waardoor de droge massa gemengd wordt. Vervolgens voegt u het water toe. De molen blijft daarbij draaien, want anders kunt u niet zien hoeveel water de droge massa opneemt. Blijf dus kijken hoe lijvig de massa wordt en voeg niet in één keer te veel water toe, maar doe dat met kleinere hoeveelheden tegelijk. Bij het aanmaken van kleinere hoeveelheden met de hand of door middel van een cementmolen kunt u voor het samenstellen van de specie ook heel goed een spade of een emmer als gewichtseenheid gebruiken.

Als de specie gereed is, zet u een kruiwagen onder de draaiende molen en laat de specie langzaam uit de molen in de kruiwagen lopen. Maak de lege trog direct daarna van binnen met water schoon, want als u dat nalaat, zal de trog na enige keren gebruik zeer snel ‘aankoeken’ en nog maar moeilijk zijn schoon te krijgen. De enige remedie is dan uitbikken met een hamer, het geen de trog weinig goed zal doen.

Voor het aanmaken van specie kan gewoon leidingwater gebruikt worden. Ook regenwater kan zonder bezwaar worden aangewend, als het maar niet verontreinigd is. Regenwater uit putten is minder geschikt, omdat dat vaak algen en andere verontreinigingen bevat.

Toevoegingen

De toevoeging van de zogenaamde luchtbelvormers ofwel het scheutje afwasmiddel moet worden afgeraden, maar ook het gebruik van zogenoemde plastificeerden, versnellers, vertragers, pigmenten en dergelijke moet tot een minimum beperkt worden. De praktijk van het metselen bevestigt dat reeds heel kleine doseringen van deze toevoegingen grote veranderingen in de specie kunnen veroorzaken, met als gevolg muuruitslag en vermindering van de sterkte. Een goed aangemaakte specie met voldoende water is zonder toevoegingen uitstekend te verwerken.

Verwerken van de specie

Metselspecie moet liefst binnen 2 uur na het aanmaken met water verwerkt worden. Als dat niet mogelijk is, kan het afdekken met plasticfolie de houdbaarheid van de specie enige uren verlengen. Laat de specie niet in de metselkuip hard worden, maar gooi aan het eind van de werkdag de restanten weg. Maak de metselkuip steeds met water schoon en doe hetzelfde met het gereedschap.

Vul de kuip nooit ‘met een kop erop’. De specie moet onder de rand van de kuip blijven. Maak tegen de binnenrand van de kuip een klein kuiltje in de specie en vul dat met wat schoon water. Tijdens het gebruik van de specie kan dat water gebruikt worden om de specie steeds op de juiste plastische samenstelling te houden. De specie heeft immers de neiging in de kuip enigszins in te drogen.